De kikkertjes
De kikkertjes, de kikkertjes zijn aardig om te zien,
de kikkertjes, de kikkertjes zijn aardig om te zien.
Ooh, kwak kwak kwak, ooh kwak kwak kwak,
ooh kwak ooh kwak ooh kwak kwak kwak,
ooh, kwak kwak kwak, ooh kwak kwak kwak,
ooh kwak ooh kwak ooh kwak kwak kwak.


Dag kleine kikker
Dag kleine kikker, bij ons in de sloot,
eerst was je klein, maar nu ben je groot.
Je werd als een vis uit een eitje geboren,
toen kreeg je pootjes, van achter en van voren.
Je staartje verdween, het is werkelijk waar,
toen kon je springen, want toen was je klaar.
Dag kleine kikker bij ons in de sloot,
eerst was je klein, maar nu ben je groot.


klapliedje
Een aapje wou eens vrolijk zijn
en hij beet in de billen van de kapitein.
De kapitein werd vreselijk boos,
en stopte de aap in een poederdoos.
De poederdoos was veel te wit,
dus hij stopte de aap in de kolenkit.
De kolenkit was veel te vies,
dus hij stopte de aap in het theeservies,
het theeservies was veel te mooi,
dus hij stopte de aap in de apenkooi.
De apenkooi stond open,
en het aapje ging gaan lopen.


Mijn eigen huisje (N.Kuiper)
Gauw mijn eigen huisje maken
van mijn oma’s oude laken,
van mijn opa’s oude sloop
neenee, dit huis is niet te koop!
Maar je mag er wel naar binnen.
Het bezoekje kan beginnen.
Daar! Die scheur,
dat … is de deur.


klokken, horloges en wekkertjes
Er is een tijd van slapen
Een tijd van opstaan
Een tijd van tanden poetsen
En om naar school te gaan.
Een tijd om te ontbijten
Een tijd voor het diner
Een tijd om fijn te spelen,
Een tijd voor de TV.
Om nooit iets te vergeten,
Geen uur, geen dag, geen nacht,
Zijn de klokken en horloges
En wekkertjes bedacht.


Een dino is nog groter (Jan Van Coillie en Jos Bielen)
Een walvis is heel groot, een dino is nog groter.
Een baviaan is bloot, een regenworm nog groter.
Een varkentje is klein, een cavia nog kleiner.
Een miertje is heel fijn, een muggetje is nog fijner.
Een poesje is soms lui, een luipaard is nog luier.
Mijn hondje heeft een trui, een koe, die heeft een uier.


‘k zag twee beren
'k Zag twee beren broodje smeren,
O het was een wonder.
't Was een wonder, boven wonder,
dat die beren smeren konden.
Hi hi hi, ha ha ha!
'k Stond erbij en ik keek er naar.


Vrolijke vrienden (Bob Davidse)
Vrolijke vrolijke vrienden
vrolijke vrienden, dat zijn wij
Vrolijke vrolijke vrienden
vrolijke vrienden, dat zijn wij
Als wij samen gaan kamperen
in het bos of op de hei
Dan klinkt het wel duizend keren
vrolijke vrienden dat zijn wij


Kortjakje
Altijd is Kortjakje ziek,
midden in de week, maar zondags niet.
Zondags gaat ze naar de kerk
met een boek vol zilverwerk.
Altijd is Kortjakje ziek,
midden in de week, maar zondags niet.


Hoedje van papier
Eén twee drie vier, hoedje van, hoedje van,
één twee drie vier, hoedje van papier.
Heb je dan geen hoedje meer,
maak er eentje van papier.
Eén twee drie vier, hoedje van papier.


De speelman
Goedemorgen speelman,
mijn vader laat vragen
of je straks spelen kan
voor de kleine poppedeine
en de grote bim-bam!


Mijn oma heeft geen knotje, mijn opa is niet kaal.
Ze lopen niet gebogen en hun stem klinkt heel normaal.
Mijn opa kan hard fietsen en oma breid niet graag.
Maar ze willen altijd spelen als ik ze het maar vraag.
En weet je, mijn oma en mijn opa,
Ik vind ze het liefst van allemaal.


De zevensprong
Heb je wel gehoord van de zeven, de zeven,
heb je wel gehoord van de zevensprong?
Men zegt dat ik niet dansen kan!
Ik kan dansen als een edelman.
Dat is één!
Dat is twee!
Dat is drie!
Dat is vier!
Dat is vijf!
Dat is zes!
Dat is zeven!


‘k Heb de zon zien zakken in de zee
'k Heb de zon zien zakken in de zee.
'k Heb de zon zien zakken in de zee.
'k Heb de zon zien zakken,
de zon zien zakken,
de zon zien zakken in de zee.


Ozewiezewoze
Ozewiezewoze,
wiezewalla, kristalla,
kristoze, wiezewoze,
wiezewieswieswieswies.


Tussen Keulen en Parijs
Tussen Keulen en Parijs
leidt de weg naar Rome.
Al wie met ons mee wil gaan,
die moet onze manieren verstaan.
Zo zijn onze manieren, zo zijn onze manieren,
zo zijn onze manieren, manieren,
zo zijn onze manieren.


Twee emmertjes water halen
Twee emmertjes water halen,
twee emmertjes pompen.
Meisjes op de klompen,
jongens op een houten been,
rij maar door mijn straatje heen.
Van je ras ras ras, rijdt de koning door de plas.
Van je voort voort voort,
rijdt de koning door de poort.
Van je erk erk erk,
rijdt de koning door de kerk.
Van je één twee drie!


Witten zwanen, zwarte zwanen
Witte zwanen, zwarte zwanen,
wie wil er mee naar Engeland varen?
Engeland is gesloten,
de sleutel is gebroken.
Is er dan geen smid in 't land
die de sleutel maken kan?
Laat doorgaan,
laat doorgaan,
wie achter is moet voorgaan.


Marc groet 's morgens de dingen (Paul Van Ostaijen)
Dag ventje met de fiets op de vaas met de bloem
ploem ploem
dag stoel naast de tafel
dag brood op de tafel
dag visserke-vis met de pet
pet en pijp
van het visserke-vis
goeiendag
Daa-ag vis
dag lieve vis
dag klein visselijn mijn


Flater (Geert De Kockere )
Haast je, rep je
uit je bed!
Dag ma, dag pa,
melk met chocola.
Vlug m’n jas,
boekentas
en naar de klas.
Snel, de bel.
Opzij, opzij,
en in de rij.
Maar oei,
wat nu gedaan?
Ik heb nog
m’n pyjama aan ...


Bang (Theo Olthuis)
Ben jij
wel eens bang?
Ik wel, o ja.
's Nachts als ik moet plassen,
in mijn eentje op de gang.
Of als mijn vader schreeuwt.
Of opeens een knal.
Of als ik een duw krijg
en val.
Of in de nacht
een gek gezicht.
Of als het onweert,
ineens dat licht!
Of als mijn moeder stiekem huilt
en ik zie het toch.
Of als ik van de weg
mijn bal pak
en een auto
me dan bijna ...
Ben jij wel eens bang?
Ik wel, zo vaak.
Niks bijzonders


Opzij! (Herman Van Veen)
Opzij! Opzij! Opzij!
Maak plaats! Maak plaats! Maak plaats!
We hebben ongelofelijke haast!
Opzij! Opzij! Opzij!
Want we zijn haast te laat.
We hebben maar een paar minuten tijd!
We moeten rennen,
springen, vliegen, duiken, vallen,
opstaan en weer doorgaan!
We kunnen nu niet blijven,
we kunnen nu niet langer blijven staan!
Een andere keer misschien:
dan blijven we wel slapen,
en kunnen dan misschien
- als het echt moet -
wat over koetjes, voetbal
en de lotto praten!
Nou, dag, tot ziens, adieu!
Het gaat je goed ...


Zeven manieren (Theo Olthuis)
Zeven manieren
om in bed te liggen
waarom ZEVEN?
Zeven is een mooi getal!
'k Zal ze allemaal even noemen,
misschien kende je ze al:
languit op je rug
(dat is één),
lekker op je buik
(dat is al nummer twee)
drie is weer op je rug
maar wel achterstevoren
(neem je kussen wel mee,
want waar altijd je tenen
liggen nu opeens je oren!)
nummer vier
is achterstevoren
maar dan op je buik
(eerst even staan
dan neem je tjoep! een duik)
nummer vijf is gewoon op je rechterzij,
en draai je naar de andere kant,
dan heb je zes erbij,
en de laatste
is de mooiste ...
Als Een Rolmops!
met je knieën
tegen je neus gedrukt!
ZEVEN manieren om te slapen
als het je nou nog niet lukt ...


De Orrekiedor (Annie M.G. Schmidt)
In het land van de Orrekiedorren,
daar zijn ze allemaal gek.
Daar hebben ze groene snorren
en vlaggetjes in hun nek.
Daar hebben ze koperen tenen
en veren op hun hoofd.
Ze eten er kiezelstenen,
met boter en suiker gestoofd.
Als je iemand ziet flaneren
met een grote, groene snor,
en een hoofd vol wuivende veren,
dan is het vast een Orrekiedor.